maandag 10 november 2014

GR 2 gekrenkt eergevoel

Prooimion 1.1 - 7
Muze, bezing de verderfelijke wrok van Achilles Peleus' zoon die aan de Grieken oneindig veel pijn bezorgde, die vele sterke geesten (1) van helden naar de Hades stuurde, die henzelf (2) tot buit maakte voor alle honden en roofvogels, en zo werd het plan van Zeus voltooid, vanaf het moment dat voor het eerst braken met elkaar nadat zij ruzie hadden gekregen, heerser van de mensen Atreus' zoon en goddelijke Achilles (3).

(1): krachtige zielen kan ook
(2): henzelf staat voor de lichamen die werden opgegeten door wilde dieren, dit staat in tegenstelling tot hun eerdergenoemde zielen die naar de Hades gestuurd werden. Dit sterke contrast tussen lichaam en geest is logisch voor de Grieken.
(3): chiasme en een tegenstelling; heerser van mensen/goddelijke

(*1): Homerus haalt de muze aan, hij doet zich op die manier voor als medium tussen mens en god die het goddelijke opschrijft.
(*2): Het onderwerp 'wrok van Achilles' wordt benadrukt doordat het woord het eerste is in de gehele tekst van de Ilias.
(*3): Homerus heeft kritiek op Achilleus omdat zijn wrok (zijn keuze om zich te willen wreken) voor veel verderf zorgt maar hij relativeert het door te noemen dat het onderdeel van het plan van Zeus was.
(*4): De lichamen die opgegeten worden door wilde dieren wordt benadrukt omdat het voor Grieken heel erg was als een lijk onbeweend en onbegraven bleef.

vragen:
1. a- De wraak van Achilles
b- Door het woord 'wrok' helemaal vooraan te plaatsen. Het is het eerste woord in het hele epos.
c- Het is de samenvatting van het verhaal
2. a- Het begint ook met een muze die wordt opgedragen iets te vertellen.
b- De rest van het Prooimion bestaat uit bijzinnen over het onderwerp: Ilias; de wrok van Achilles, Odyssee; de reis van Odysseus
c- De muze moet in de Ilias vanaf een bepaald punt (vanaf het moment dat Achilles en Agamemnon ruzie kregen) vertellen, in de Odyssee moet zij vanaf een of ander punt (onduidelijk) haar verhaal beginnen.
d- 1. de afloop van het verhaal, 2. de muze, 3. waarom het hem niet lukte zijn makkers te redden
3. De namen staan zo ver mogelijk uit elkaar, zoals vijanden.
Atreidehs                  dios
                           x
anaks androov          Achilleus

Pestepidimie in het Griekse legerkamp 1.8 - 52 (in vertaling)
vragen:
4. Hij wordt als vader, als priester en als smekeling van Apollo vernederd
5. (voor wat hoort wat) NVT
6. Chryses probeerde zijn dochter vrij te kopen, Agamemnon verjoeg hem, Chryses riep Apollo aan om zich te wreken, Apollo verhoorde Chryses, Apollo vermoorde eerst de dieren en daarna de mannen

Kalchas onthult de oorzaak 1.53 - 100
7. a- 1. blankarmige Hera, 2. snelle Achilles, 3. klaarogig meisje
b- God van het feilloze boogschot
8. Kalchas is een ziener
9. Hij gaat Agamemnon, de grootste leider, beschuldigen dus heeft hij een beschermheer nodig
10. Chryses wil heel veel geld betalen voor zijn dochter, Apollo wil dat Chryses zijn dochter terugkrijgt zonder hiervoor te betalen

Agamemnon eist een vergoeding 1.101 - 120
Dan ging (1) deze zitten nadat hij zo gesproken had;
Tussen hen stond op een held, de machtige heerser Agamemnon Atreus' zoon (2), gekrenkt zijnde (3), zijn hart vulde zich met woede zodat dat donker werd aan beide kanten, zijn beide ogen leken laaiend vuur;
Allereerst sprak hij met onheilspellende blik tot Kalchas;
"Onheilsprofeet, jij vertelde nog nooit dat wat nuttig is aan mij; altijd is aan jou geliefd in je hart dat wat slecht is te voorspellen, nooit heb jij een of ander gelukkige voorspelling verteld en ook niet deed jij een of ander gelukkige voorspelling (4);
ook nu zeg jij terwijl jij te midden van de Grieken voorspelt, natuurlijk (5) dat de uit de verte treffende (6) voor hen hierom leed veroorzaakt omdat ik niet wilde aannemen het schitterende losgeld dat voor het meisje Chryseis aangezien ik haar veel liever thuis wil hebben.
Want het is zelfs zo dat ik haar verkies boven Klytaimnestra (7) als mijn wettige echtgenote, aangezien zij niet minder is dan zij noch qua lichaamsbouw noch qua gestalte noch qua geest en al helemaal niet qua daden.
Maar desondanks wil ik haar weer afstaan als dat beter is, want ik heb liever dat mijn volk veilig is dan dat het ten onder gaat; maar maak mijn eergeschenk gereed opdat ik niet als enige van de Grieken zonder eergeschenk ben, aangezien dat niet past;
Want jullie zien toch allemaal dat mijn eergeschenk ergens anders naartoe gaat."

(1): tmesis
(2): patronimicum
(3): predicatief, aan het eind van de zin
(4): twee keer gebruikt
(5): sarcastisch bedoeld
(6): hier wordt Apollo mee bedoeld
(7): de vrouw van Agamemnon

vragen:
11. Om meer nadruk te leggen op het feit dat Agamemnon gekrenkt was
12. C
13. uiterlijk, verstand, daden
14. De tegenstelling tussen zijn affectie en zijn bereidheid om haar toch weg te geven
15. Dat hij een eergeschenk krijgt

Achilles' reactie 1.121 - 129
Hem antwoordde daarna de schitterende snelvoetige Achilles;
"Zeer geëerde Atreus' zoon, hebzuchtigste van allen, hoe toch zullen dappere Grieken jou geschenken geven? wij weten dat er zich helemaal nergens gemeenschappelijk bezit bevindt; maar de dingen die wij bij het verwoesten buitmaakten uit de steden, die zijn al verdeeld, het past niet dat het krijgsvolk dat bijeenbrengt zodat die weer verzameld zijn. Maar jij moet nu uit eerbied voor de god haar (1) laten gaan; en dan zullen wij Grieken drievoudig, viervoudig, terugbetalen, als misschien Zeus zal toestaan de goed ommuurde stad Troje te verwoesten (2)."

(1): met haar wordt Chryseis bedoeld, de dochter van de Apollo-priester Chryses.
(2): andere vertaling; als Zeus ons misschien de goed ommuurde stad Troje geeft om te verwoesten.

vragen:
16. a- De buit is al verdeeld onder het krijgsvolk
b- uit eerbied voor Apollo, dan laat hij de Grieken met rust (religieus doel)
c- Eerst Troje veroveren zodat zij een nieuwe oorlogsbuit hebben om te verdelen
17. [kudistos] - [filokteavos]
[kudiste] - [filokteanohtate]

Agamemnon blijft bij zijn eis 1.130 - 147
Hem antwoordend sprak hij hem toe, de machtige Agamemnon;
"Wees niet zo hypocriet (1), hoe goed je ook bent, op een goed gelijkende Achilles, omdat hij mij niet te slim af zal zijn en mij niet zal overtuigen. Wil jij soms, dat jijzelf een eergeschenk hebt, maar dat ik zo zit, zonder iets te hebben, en beveel jij daarom dat ik haar overdraag? Maar als dappere Grieken eergeschenken zullen geven, naar mijn zin, zó dat het van gelijke waarde zal zijn, dan ben ik tevreden; maar als zij dit niet zullen geven, dan zal ik zelf een eergeschenk gaan halen of het eergeschenk van jou of dat van Ajax, of zal ik dat van Odysseus meenemen nadat ik ze heb ingenomen; diegene naar wie ik gekomen zou zijn zal wel woedend zijn. Maar wij zullen dat wel een andere keer overleggen, vooruit nu! Laten wij het zwarte schip naar de schitterende zee (2) en laten wij vervolgens met zorg de roeiers verzamelen en laten wij hierna een offer plaatsen, en laten we de schoonwangige Chryseis zelf aan boord doen gaan; laat een raadsman aanvoerder zijn, of Ajax of Idomeneus of de schitterende Odysseus of jij, Peleus' zoon, de verschrikkelijkste van alle mannen zodat jij de uit de verte treffende verzoend met ons door te offeren.

(1): letterlijk: steel niet met je verstand
(2): letterlijk: zout

vragen:
18. wijs, heldhaftig

Woede van Achilles 1.148 - 171
Hem sprak de snelvoetige Achille toe terwijl hij hem met een dreigende blik aankeek;
"O jij! Egoist gehuld in schaamteloosheid, hoe zal iemand van de Grieken zich gewillig laten overtuigen door jouw woorden om of op expeditie te gaan of om met kracht oorlog te voeren tegen mannen? Want ik kwam niet hierheen vanwege het lanszwaaiende Troje om te vechten, beslist niet omdat zij mij niet schuldig zijn want nog nooit hebben zij mijn koeien en ook niet de paarden weggevoerd, en ook niet hebben zij ooit de oogst verwoest in het grofkluitige mannenvoedende Phthia omdat er zeer veel tussen ligt (1), zowel schaduwrijke bergen als bruisende zee.
Maar jou, zeer schaamteloze, zijn wij gevogd, opdat jij blij bent (2) terwijl wij ons inspannen om eer voor Menelaos en voor jou bij de Trojanen, hondsogige, om niets hiervan bekommer jij je en hierom geef jij niet; en ook nog dreig jij zelfs mijn eergeschenken te ontnemen, waarvoor ik veel heb gezwoegd en dat de Grieken aan mij hebben gegeven. Ik krijg nooit een eergeschenk gelijk aan jouw eergeschenk, telkens wanneer de Grieken een goed bewoonde stad van de Trojanen geheel verwoesten; maar het grootste deel van de onstuimige oorlog hebben mijn handen verricht.
Maar als dan eens een verdeling komt, dan is jouw eergeschenk veel groter, en ik ga naar de schepen met een klein eergeschenk dat ik voor lief neem, nadat ik me meegevochten heb ik de oorlog. Nu ga ik naar Phthia, aangezien het zeker veel beter is naar huis te gaan met gekromde schepen en ik ben niet van plan om hier voor jou rijkdom en overvloed te scheppen."

(1): tussen Phthia en Troje
(2): om jou een plezier te doen

vragen:
19. a- de [p]
b- alliteratie
c- irritatie uitdrukken; felle klank
20. a- dat niemand van de Grieken door Agamemnon, als hij zo doet, overtuigd zal worden mee te gaan op expeditie of te vechten tegen mannen
b- retorische vraag
21. a- om tegen Trojanen te vechten; niet in eigenbelang
b- voor Agamemnon
c- ontbreekt 
22. dat ze een niet voor zichzelf zijn maar voor hem
23. a- dat hij het meer en beter gevochten heeft in deze oorlog maar toch altijd een kleiner eergeschenk krijgt
b- r. 167:  [soi to geras polu meizon, (ego) d' oligon te filon te egohn]
r. 163: [opote] = telkens wanneer, conjunctivus iterativus
24. De waarde van het eergeschenk was in overeenstemming met de [areteh] en de [timeh], nu Achilles geen eergeschenk krijgen anderen een slechter beeld van hem, dus lijdt hij reputatieschade. Hij krijgt niet de waardering die hij verdient.

Escalatie 1.172 - 187
Daarna antwoordde de heerser van mannen Agamemnon hem;
"Vlucht maar gauw, als jouw hart dat verlangt, ik smeek jou ook niet om wegens mij te blijven; ook anderen zijn aanwezig bij mij, die zullen mij eren, vooral de raadgever Zeus.
Jij bent de meest vijandige aan mij van door Zeus grootgebrachte koningen; want altijd is voor jou zowel strijd als oorlog en gevechten geliefd; als jij erg sterk bent, dan denk ik dat een god dat heeft gegeven; terwijl jij naar huis gaat met jouw schepen en jouw vrienden (1), heers toch over de Myrmidonen.
Maar ik bekommer me niet om jou noch geef ik erom dat jij woedend bent, ik zal jou bedreigen op de volgende manier; omdat de stralende Apollo Chryseis van mij afgepakt heeft zal ik haar naar de boot sturen in gezelschap van mijn vrienden, maar ik neem Bryseis met de mooie wangen, jouw eergeschenk, zelf mee terwijl ik naar mijn tent ga, opdat jij goed zal zien hoeveel beter ik ben dan jij, opdat jij en een ander zal terugdeinzen zich te vinden aan mij en zich openlijk gelijk te stellen."

(1): mag ook in de imperativus gezet worden.

vragen:
25. a-
b-
c-
26. a- het punt waarop hij eerst zegt dat hij zich niet om Achilles bekommert, vervolgens zegt waar hij hem gaat bedreigen
b- er zijn anderen bij hem die hem wel zullen eren en hij kan toch het eergeschenk van hem afpakken, Achilles zorgt alleen voor problemen
27. dat Achilles inziet dat hij niets te zeggen heeft en dat ook anderen het niet meer durven zich met Agamemnon te vergelijken

Athene grijpt in 1.188 - 247
xxx

vragen:
28. a- Athene begint en sluit af met 'bedaren'
b- nee, Hera geeft om beide mannen evenveel en wil simpelweg niet dat de een de ander doodt
29. 1- De rechters die de tradities van eus bewaken dragen hem; de scepter staat voor rechters en tradities
2- het is zeker dat het niet meer groeit; zo zeker is zijn bewering ook
30. a- In de Ilias wordt het verhaal verteld door een niet erg aanwezige alwetende verteller
b- Achilles reageert hier eerst voordat Athene komt. In de Ilias is dat andersom.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten